Meer over de methode

Als we iets zien verbinden we daar een begrip aan, meestal met een naam erbij. Bijvoorbeeld: tafel, boom, kopje enz. We weten dan wat we zien en doordat het met de naam een "handvat" hebben gegeven kunnen we het als het ware beetpakken en hanteren. We hebben het tot een voorstelling gemaakt en kunnen die als het goed is weer met ons herinneringsvermogen weer terughalen. We hebben dat voor ons dagelijks leven nodig om ons in de wereld te kunnen oriënteren en met de wereld, inclusief onze medemensen te handhaven. De keerzijde is dat we de wereld niet meer echt kunnen waarnemen omdat we die voorstellingen tussen ons en de wereld zetten. De kern van de methode van het "vormkrachten waarnemen" is dat we ons denken-in-voorstellingen tot rust weten te brengen. Dan doet zich het verrassende feit voor dat ons denken tot waarnemingsorgaan kan worden. Het zijn volgens Rudolf Steiner deze voorstellingen van de zintuigwereld die ons bewustzijn aan ons fysieke lichaam kluisteren. In het dagelijks leven is dat gezond. Om echter tot de waarneming van de wereld van etherkrachten, levenskrachten en vormkrachten, de zogenaamde imaginatie te komen moeten we onze aandacht losmaken van deze voorstellingen. Elke introductie tot het vormkrachten-waarnemen begint hiermee en blijft geoefend worden, om ons steeds vrijer in die wereld te kunnen bewegen. Door deze toestand van gedachtenrust wordt ons denken waarnemend en kunnen we tot de eerste, beginnende imaginatieve waarnemingen komen. De samenhang hier is dat zowel het denken als de imaginatie zich afspelen in ons vrije etherlichaam. Het waarnemende denken gaat meebewegen met ons vrije etherlichaam. 

 

Hier zijn de volgende uitspraken van Rudolf Steiner van belang. Hij vertelt dat wanneer we iemand ergens tegenkomen ons etherlichaam gaat meebewegen met dat van die ander en dat we die ander daar dan een volgende keer ook aan herkennen. Een soortgelijk voorbeeld is dat wanneer we in een ruimte zijn waar iemand euritmie doet, hetzelfde gebeurt, ons etherlichaam gaat meebewegen. Op die manier kan dit ook helend werken. 

 

Bij het vormkrachten waarnemen maken we hier gebruik van. Wanneer ik mijn aandacht op een appel richt gaat mijn etherlichaam "mee-appelen" met het etherlichaam van de appel. Dit geldt voor alles wat we waar willen nemen. Het door deze toestand van gedachterust waarnemend geworden denken gaat meebewegen en dit meebewegen wordt tot een imaginatief beeld. 

Bij dit meebewegen moet gedacht worden aan gewaarwordingen van beweging, vorm, kracht, kleur en warmte/koude gewaarwordingen. 

Op deze manier ontwikkelen we nieuwe zintuigen in ons om de hogere werelden te leren waarnemen.

 

Zonder het ons bewust te zijn hebben we al heel veel waarnemingen van en met ons etherlichaam en de hogere wezensdelen. Wat  neem je waar aan iemand als je vraagt: “Waar ben je met je aandacht?” Hoe ben je tot die vraag gekomen? Denk ook aan de uitdrukking: er gaat me een lichtje op. Wat gebeurt er in je wanneer je zegt: ik houd mijn hart vast. Dat neem je allemaal waar omdat je etherlichaam meebeweegt met je eigen astraallichaam  of met het etherlichaam van de ander of het andere. Een heel bekende is de uitdrukking: de stemming was om te snijden. De kritische denker zegt dan direct dat dat onbewuste waarnemingen van gezichtsuitdrukkingen of lichaamshoudingen zijn. Het gaat echter om een algemeen bekende waarneming. Je komt binnen en voelt je de adem benomen, je moet door een dikke stroop lopen. Deze ervaring wordt in het Duits beschreven met: "dicke Luft".  Zo zijn er nog veel meer voorbeelden.

 

 

Belangrijkste literatuur om zich verder te verdiepen in deze materie:

"De filosofie van de vrijheid" en "De grenzen van de natuurwetenschap", beide van Rudolf Steiner.

Levenskrachten - vormkrachten, van Dorian Schmidt